Kom, witte man, zit met ons,
neem de kruik, drink het bier,
het verbond van de avond,
het verleden van de zon.
Wij zijn het hoofd van de stam,
gebogen rug van voorbij,
wit het haar, dun als de tijd,
rijk als het verhaal vertelt.
Kijk, daar loopt onze dochter,
evenbeeld van haar moeder,
hoog het voorhoofd, vrouw
van de ochtendzon is zij.
Rond haar mond het geheim
van haar schoot, zij draagt
de belofte van haar kind,
licht van het licht van de tijd.
Weet, witte man, niemand
springt verder dan zijn schaduw,
zit, drink en luister, herhaal
het verhaal van het leven.
Gerard Beentjes

Dit gedicht is het openingsgedicht van de bundel ‘de nagel van de tijd‘, het eerste exemplaar van de dichtbundel heb ik overhandigd aan Karel van der Horst, mijn oom en mijn eerste leraar Nederlands.
Vrijdag 11 mei 2018 heb ik dit gedicht voorgedragen op zijn begrafenis, met als extra titel ‘Herinnering aan Uganda’, het land waar hij vele jaren werkte als missionaris.